Noot: De werkzoekende Unieburger blijft tussen schip en wal

(15-03-2022)

Tijdschrift voor VreemdelingenrechtIn navolging van het schrijven van een expert-opinie binnen de Human Rights and Migration Law Clinic (UGent), schreven Renee Van Achter, Jeffrey Roegiers en Lukas Asselman een noot voor het Tijdschrift voor Vreemdelingenrecht (2021/4).

Zowel de expert-opinie als de noot handelen over de zaak voor het Hof van Justitie G.M.A. tegen de Belgische Staat.

In deze zaak stelt de Raad van State twee prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie.

De eerste prejudiciële vraag kadert binnen het vrij verkeer van werknemers en handelt over de redelijke termijn die een werkzoekende Unieburger dient te verkrijgen om een gepaste job te vinden in een andere lidstaat.

De tweede prejudiciële vraag heeft betrekking op de omvang van de annulatiebevoegdheid van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen.

Renee Van Achter, Jeffrey Roegiers en Lukas Asselman concluderen dat het Hof geen oordeel geeft over de annulatiebevoegdheid van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen. Daarnaast concluderen zij dat het Hof de vraag, of een termijn om werk te zoeken in geen geval minder dan zes maanden mag bedragen, niet (volledig) beantwoordt. Een Unieburger die op zoek is naar werk in een andere lidstaat zal geconfronteerd blijven met een hoog niveau van rechtsonzekerheid wat betreft de redelijke termijn die hij moet krijgen om een gepaste job te vinden. Opnieuw laat het Hof volgens de auteurs een kans onbenut om een duidelijke interpretatie te geven aan het begrip “redelijke termijn” en om een minimumtermijn te bepalen. De werkzoekende Unieburger blijft, ondanks het antwoord van het Hof, tussen schip en wal.

Raadpleeg de volledige noot via deze link.